In een eerdere blogpost schreef ik over de bodemprocedure , en hoe lang die kan duren: heel lang! In geschillen die geen uitstel dulden, heeft de wetgever de mogelijkheid van een kort geding gegeven. Maar hoe lang duurt een kort geding eigenlijk en wat kun je ermee bereiken?

Formeel heet een kort geding een “voorlopige voorziening”. De rechter die over zo’n voorlopige voorziening oordeelt is een “voorzieningenrechter” en hij is alleen bevoegd als de eisende partij een “spoedeisend belang” heeft.

De uitspraak die de voorzieningenrechter doet, heeft vanwege het voorlopige karakter van de voorziening geen gevolgen voor de inhoud van het geschil. Uiteindelijk gaat daar de rechter in de bodemprocedure over. Dat betekent dus ook dat de voorzieningenrechter geen definitieve uitspraak kan doen over wie uiteindelijk gelijk heeft of krijgt. Hij zal overigens voor zijn uitspraak wel een inschatting maken hoe de rechter in de bodemprocedure zal oordelen.

Dit klinkt allemaal nog wat abstract. Een voorbeeld. Turner Yuri van Gelder begon tijdens de Olympische Zomerspelen van 2016 een kort geding tegen NOC*NSF om hem zijn Olympisch toernooi in Rio te laten afmaken, nadat hij uit de ploeg was gezet. De voorzieningenrechter wees zijn vordering af, maar zonder in zijn voorlopig oordeel een definitieve uitspraak te doen over de vraag of dat op basis van de rechtsverhouding tussen Yuri en NOC*NSF wel kon. Toch had de uitspraak vergaande gevolgen voor Van Gelder, aangezien hij zijn toernooi niet kon afmaken.

Omdat sprake was van een voorlopig oordeel, bestond voor de turner wel de mogelijkheid open om tegen NOC*NSF een schadeclaim in te dienen. Daarover kan eigenlijk alleen de rechter in de bodemprocedure oordelen. In de praktijk laten partijen het echter vaak bij een kort geding procedure. Het is niet wettelijk vereist dat er vervolgens een bodemprocedure aanhangig wordt gemaakt. In dat geval heeft de kort geding uitspraak wel het geschil definitief beslecht. Yuri kon niet terugkeren naar Rio, en heeft het daarbij, voor zover ik weet, gelaten.

Een kort geding procedure start met het opstellen van een concept dagvaarding door de advocaat van de eisende partij. Dit concept wordt opgestuurd naar het bureau van de President van de Rechtbank. Die bepaalt de datum en het tijdstip van de zitting in het kort geding. Vervolgens brengt de deurwaarder de dagvaarding aan de gedaagde partij uit. In de praktijk vindt zo’n zitting plaats binnen twee á drie maanden nadat de datum voor de zitting is gevraagd, afhankelijk van het spoedeisend karakter en de drukte bij de kort geding rechter(s). Het komt voor dat in zeer spoedeisende gevallen met grote belangen een zitting binnen een paar dagen of zelfs binnen 24 uur wordt bepaald, en soms ook in het weekend. Ook de zaak van Yuri kwam heel snel op de zitting van de voorzieningenrechter.

De gedaagde partij hoeft op de zitting niet door een procesadvocaat te worden vertegenwoordigd en kan op de zitting zijn of haar verweer tegen de dagvaarding aan de voorzieningenrechter mondeling bepleiten. De voorzieningenrechter is vaak veel actiever in het stellen van vragen op de zitting dan de rechter in de bodemprocedure. Dat vergt een goede dossier- en juridische kennis van de advocaat. De kort geding rechter kan meteen mondeling uitspraak doen, maar dat is meer uitzondering dan regel. In de praktijk doet de voorzieningenrechter binnen twee weken na de zitting uitspraak.

Een kort geding is binnen de procespraktijk ‘kort’ te noemen. Zeker als sprake is van een echt spoedeisend geval. Vanwege de snelheid van het kort geding, de dynamiek die dat bij beide partijen teweegbrengt en de op korte termijn te verwachten uitspraak, zijn kort geding zaken voor een procesadvocaat leuk en spannend om te doen. In mijn volgende blog zal ik een kort geding uit mijn praktijk schetsen, waarin deze dynamiek uitvoerig aan bod komt.

Wil je hierover meer weten? Neem gerust eens contact met ons op!